"Zij die de verdediging van de kwetsbaren in de maatschappij opnemen mogen niet zelf kwetsbaar worden" | Stafhouder Alain Vanryckeghem

Beste confraters
 

Traditiegetrouw doet deze meimaand, met zijn mooie ochtenden, lange avonden en extra verlofdagen al eens wegdromen naar het gerechtelijk verlof, voorlopig nog zo veraf.

Voor velen onder ons staat deze maand ook voor het vooruitzicht om eindelijk betaald te krijgen voor de vele pro-Deoprestaties van bij momenten al zowat twee jaar geleden.

Dat valt dit jaar wel even tegen...

Het KB omtrent de uitbetaling van de pro-Deogelden voorziet geen specifieke betaaltermijn. In afwachting van een goedgekeurde begroting ziet de regering zich daarom niet verplicht om advocaten nu al volledig te betalen wat hen toekomt. We moeten het voorlopig stellen met zowat twee derde daarvan. Wanneer de rest volgt: vooralsnog onbekend.

Nochtans gebeurt die uitbetaling sinds mensenheugenis in mei, ten laatste begin juni. Het argument dat deze betaaltermijn niet wettelijk bepaald en dus niet afdwingbaar is neigt dan ook naar een discours dat we liever aan regeringen van overzeese gebieden laten: tot nader order blijkt het bestaan van een overeenkomst uit de uitvoering ervan.

In het kader van een betaalbare toegang tot justitie adviseerde het Rekenhof in een verslag van januari ’24 dat de balies de interne controles, onder andere op de tweedelijnsbijstand, zouden verbeteren.

Als gevolg daarvan werden in september drie auditeurs aangesteld om gerichte audits te doen. In overleg met de overheid werd gesleuteld aan de interne structuur van de BJB’s en werd de subsidie voor hun werkingskosten aangepast -lees: verlaagd-  en werd uitgewerkt welke informatie mee te delen omtrent organisatie en werking. Alles om een betere controle door de minister op onze beroepsgroep mogelijk te maken.

Tenslotte en niet in het minst zetten de balies samen met de bankensector een automatisch controlesysteem van de derdenrekeningen op.

Met andere woorden: mevrouw de minister, we have delivered.

Terwijl de overheid zich in dit verhaal opstelt als een deloyale partner, is het achter de schermen alle hens aan dek voor ondergetekende, de raad van de Orde en het BJB om de juiste kanalen aan te boren in de queeste naar uitbetaling.

Na uitgebreide beraadslagingen en herhaald overleg met diverse betrokken partijen blijkt dat al bij al een vrij moeilijk verhaal. De rechtstreekse lijn met de minister wordt enkel aangehouden met de OVB, wat de mogelijkheden sterk inperkt.

Komt daar de vrij moeilijke evenwichtsoefening bij tussen enerzijds de zonder meer terechte roep naar uitbetaling en anderzijds de vrees dat onbedachtzame acties alleen maar imagoschade opleveren.

Bij dit alles lijkt het er bovendien op dat ook de OVB op haar grenzen botst.

Het is nog maar van de algemene vergadering van februari geleden dat daar een debat gevoerd werd over de dubbele rol van de OVB als belangenbehartiger van de advocatuur én van de rechtzoekende.

Uit een peiling bleek een overgrote meerderheid voorstander van het behoud van die dubbele rol. Het verleent de OVB inderdaad ruimere autoriteit in wetgevende dossiers of bij het voeren van procedures omtrent kernwaarden zoals de bescherming van het beroepsgeheim.

Zonder af te dingen op die eigen verdiensten van de OVB ware het voor dit soort problemen mogelijk opportuun na te denken over een, noem het ‘vakbond voor advocaten’.

Ook dat idee kwam al meer dan eens ter sprake op die algemene vergadering, maar concrete initiatieven blijven uit.

En zoals de bakker het oud brood eet, zo pleit de advocaat onafhankelijk en partijdig verder voor de cliënt zonder zelf over een volledig onafhankelijke en partijdige belangenvertegenwoordiger te beschikken, die onbevangen betaling benaarstigt van wat onmiskenbaar verschuldigd is.

Het is immers zonder meer onaanvaardbaar dat advocaten die hard en kwalitatief  werk afleveren, onzeker moeten zijn over betaling van prestaties waar ze al één en soms twee jaar op wachten.

Dat leidt niet enkel tot problemen op ‘microniveau’, waarbij mijn gedachten onder andere gaan naar kantoren die hun structuur zo uitbouwden dat de financiering van medewerkers gebeurt met overbruggingskredieten, waarvan de vervaldatum genadeloos nadert.

Het probleem speelt echter ook op ‘macroniveau’. Het mag niet mogelijk zijn dat zij die de verdediging van de kwetsbaren in de maatschappij opnemen… zelf kwetsbaar worden.

Zoiets leidt tot een verminderde verdediging van de kwetsbaren en vormt dus een uitholling van de rechtstaat.

We moeten ervan uitgaan dat deze gedeeltelijke en vertraagde uitbetaling een eenmalige 'faux pas’ is. Het kabinet ‘engageerde’ zich voor de toekomst om een wijziging van het KB ‘te ondersteunen’, waarbij vaste betaaldata zouden opgenomen worden.

Die formulering doet al bij al weinig goeds vermoeden en geeft geen garantie op tijdige uitbetaling, terwijl dat toch een minimum minimorum is gelet op de huidige wantoestanden.

En de advocaat, die pleitte voort voor zijn (pro Deo) cliënt…
 

Alain Vanryckeghem
Stafhouder

Blijf op de hoogte